× ABONNEREN

Ferme vrouwen met specialisme

Interview

3 november 2017 Geen reacties

Orthodontist Lotte Veldhuijzen van Zanten, mka-­chirurg Ellen Van Cann en gastredacteur Elinor ­Bouvy-Berends ontmoeten elkaar tijdens een diner in Kasteel de Vanenburg te Putten. Sinds 17 jaar runt Lotte, nonchalant opgestoken grijsblond haar, stoere sneakers en stralende ogen, haar praktijk in Zwolle. Met een praktijkmanager, 9 assistenten en waarnemende orthodontisten wordt de halve regio bediend; op 1 dag ziet Lotte minstens 80 patiënten. Daarnaast is zij voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Orthodontisten (NVvO). Ellen, klein, frêle, gezicht vol sproetjes, werkt fulltime in het UMC Utrecht en 1 dag per week in het Diakonessenhuis in Zeist. In dit unieke dubbelinterview met beide vrouwen spreken zij over hun specialismen, over de keuzes die ze hebben gemaakt en waarom, en over de positie van vrouwen binnen hun vakgebied.

Tijdens het diner in de serre van het kasteel, praten we over hoe ze het vak in zijn gerold. Voor zowel Ellen als Lotte was tandheelkunde hun tweede studiekeuze nadat ze waren uitgeloot voor geneeskunde. Ellen begon aan civiele techniek in Delft, maar na een week wist ze zeker dat haar hart bij geneeskunde lag. “Mijn vader is gaan rondbellen en daarna ben ik halsoverkop alsnog naar ­Amsterdam vertrokken om tandheelkunde te gaan studeren”. In haar derde jaar werd ze voor geneeskunde in­geloot en besloot beide studies te combineren. Vrij­stellingen kreeg ze niet, maar het eerste jaar geneeskunde was voor 90 procent herhaling van de stof die ze al bij tandheelkunde had gehad. Ze werd lid van het corps en speelde elke dag minstens 2 uur piano op niveau.

Lotte hoort haar met stijgende verbazing aan. “Hoe kreeg je dat allemaal voor elkaar?” Ellen: “Ik volgde alleen verplichte practica, 1 of 2 avonden per week was ik bij mijn dispuut. En als ik studeerde in de UB ging ik in de pauzes met vriendinnen shoppen. Ik studeerde vaak ’s nachts, want ik had voldoende aan 3 tot 6 uur slaap. En met een vol schema word je vanzelf heel efficiënt”.

Zou je dit zo weer doen?

Ellen: “Ja, ik zou het weer zo doen. Want die combinatie heeft ertoe geleid dat ik kaakchirurg ben geworden. Dat vind ik nog steeds het mooiste beroep dat er is. In kaak­chirurgie komt alles bij elkaar wat ik interessant vind: orthopedie, plastische chirurgie, tandheelkunde, neurologie, oogheelkunde, interne geneeskunde, dermatologie, implantologie. In het gelaat en de schedel zitten zoveel functies die de kwaliteit van het leven bepalen, zoals kauwen, slikken, ademhalen. Als een van die dingen niet meer lukt, heeft dat een enorme impact. En esthetiek speelt ook een belangrijke rol in ons vak, want wat wij chirurgisch doen, springt in het gezicht - letterlijk en figuurlijk. Andere chirurgen opereren vaak wat onder de kleren zit”.

Lotte werd tot 3 keer toe uitgeloot voor geneeskunde. Na een jaar in de Verenigde Staten ging ze economie studeren in Amsterdam. De stad vond ze geweldig, maar de studie niet boeiend. “Toen kreeg ik een brief dat er nog plek was bij tandheelkunde. De eerste jaren voelde ik me senang, maar naarmate de studie vorderde vond ik het steeds minder leuk worden. Naast de studie was ik actief lid van het studentencorps en speel tot op de dag van vandaag dwarsfluit in een ensemble. In het derde jaar kwam er patiëntenzorg bij en toen vroeg ik me serieus af: wil ik wel tandarts worden? Ik vond die practica helemaal niks en overwoog te stoppen. Maar mijn vader vond dat ik de studie gewoon moest afmaken. Tijdens mijn stage bij kaakchirurgie opperde iemand: waarom ga je niet orthodontie doen? Ondertussen had ik bijgedragen aan een onderzoek naar relaps bij orthodontisch-chirurgische behandelingen, en mijn extra-curriculaire activiteiten aan mijn CV toegevoegd. Vervolgens werd ik meteen ­aangenomen, door Birte Prahl.”

“Al in die eerste week dat ik bij orthodontie rondliep dacht ik: hier voel ik me thuis! De doelgroep, vooral ­kinderen, is leuk. Ze zijn niet angstig, maar juist blij dat ze een beugel krijgen. Ze komen regelmatig terug en zo bouw je een band met ze op. Daarnaast ben je bezig met zowel functionele verbetering als esthetiek. Je kunt iemand zo blij maken door een paar tanden recht te zetten en met een stralende glimlach de deur uit te laten lopen”.

Ellen: “Ik vond orthodontie een prachtig vak, maar het paste niet bij mij. Wanneer ik na 2 weken een patiënt terugzag werd ik zenuwachtig als ik geen verbetering zag. Ik opereer liever, want dan zie je sneller resultaat”.

Hebben jullie je moeten ‘bewijzen’ in het ­specialisme?

Ellen: “Zeker de helft van mijn patiënten is oncologisch. Daarnaast doe ik reguliere kaakchirurgische ingrepen en trauma. Vandaag heb ik in Zeist poliklinisch werk gedaan. In Zeist werk ik uitsluitend met vrouwelijke assistenten, daar trek ik een witte jas aan zodat duidelijk is wie de dokter is. Ondanks dat ik me voorstel als kaakchirurg vragen sommige mensen aan mij: wanneer komt de kaakchirurg nou?” Ze lacht: “In hun hoofd heeft zich een beeld gevormd van een enorme man met heel grote handen die in hun mond gaat werken. Ze kunnen zich moeilijk voorstellen dat ik die kaakchirurg ben.”

Lotte: “Na mijn studie zou ik partner worden in een maatschap met 3 oudere mannen. Daar ben ik maar een maand gebleven. Het verschil tussen hen en mij was op diverse terreinen te groot. Toen ben ik in Zwolle een eigen praktijk gestart. Dat alles heeft mij, naast een druk gezin, veel energie en inspiratie gegeven”.


Kaakchirurg Ellen van Cann (l) en orthodontist Lotte Veldhuijzen van Zanten (r). (Foto: Wout Jan Balhuizen)

Kaakchirurgie, een echte mannenwereld?

“Toen ik begon, wist ik niet dat er vrouwelijke kaak­chirurgen waren. Tot ik coschappen gingen lopen op het AMC en daar collega Margo Houwing zag. Dat was een eyeopener. Daarnaast had je Joke Kwakman, en dat was het dan. Ikzelf zag de mannenwereld niet als een obstakel. Maar sommige vriendinnen zeiden: dat gaat je nooit lukken in die mannenwereld”.

Inmiddels zijn er 30 vrouwelijke kaakchirurgen op 250 mannelijke collega’s in Nederland. In het Diakonessen­huis werkt Ellen met uitsluitend vrouwelijke assistenten, in Utrecht met een gemengd team. Maakt dat verschil? Ellen: “Nee, wat vooral verschilt, is de setting en de patiënten. In Zeist werk ik in een klein team, in een klein ziekenhuis. De patiënten daar zijn banger voor het weghalen van een verstandskies dan de patiënten in het UMC voor het weghalen van een halve kaak. Oncologiepatiënten vormen een totaal andere groep. De behandelingen zijn ingrijpend en met hen heb ik dan ook emotioneel beladen gesprekken”.

Team en leiderschap

Lotte: “Als orthodontist ga je voornamelijk met pubers om. Het werkt niet als je hun botweg een behandelplan oplegt. Ze moeten het ook een beetje voor jou willen doen. Die empathie over en weer, dat ligt vrouwen doorgaans toch beter dan mannen. Hetzelfde geldt voor de samenwerking met mijn team. Ik sta niet echt boven mijn ­assistenten, ik ben 1 van hen”.

“Maar het kan ook tegen je werken. Vroeg of laat moet je laten zien dat jij de baas bent. Op een kleurencursus met mijn team bleek het hele team blauw-groen te zijn, dus houden zoals het is en harmonie. Ik bleek geel te zijn, voor innovatie en verandering, maar dat hield het team weer tegen. We hadden te weinig rood in het team: mensen die duidelijk het voortouw nemen. Daarom heb ik rode polo’s gekocht: op die van mij staat: ‘Boss’ op de rug, bij de rest ‘Crew’. Als er een knoop moet worden doorgehakt, draai ik me om en zeg: ‘Maar ik ben nog altijd de baas.’ Het is een grap, maar met een serieuze ondertoon”.

Verliest het beroep aan status als er meer ­vrouwen komen?

Lotte: “Ik heb zelf niks met aanzien en status. ik vind het belangrijker dat we de kwaliteit van het vak hooghouden. Dat we goede orthodontie leveren in Nederland. Dat is tevens mijn drijfveer als voorzitter van de NVvO. Kwaliteit heeft niets met gender te maken”.

Ellen: ”Klopt, en kwaliteit hangt af van competenties. Chirurgen, man of vrouw, genieten nog altijd veel aanzien. Waarschijnlijk omdat wij in andere mensen snijden. Dat is een grote verantwoordelijkheid. Ik vind het nog steeds bijzonder het vertrouwen van patiënten te krijgen. Soms zeggen ze al na 5 minuten: ik vertrouw helemaal op u, het komt goed. Ze leggen hun lot in de handen van de chirurg”.

Uit onderzoek blijkt dat, vergeleken met mannelijke collega’s, vrouwelijke tandartsen zich onzekerder voelen bij complexe behandelingen, zich minder snel competent achten, vaker collega’s consulteren en liever in team­verband werken. Lotte: “Ik denk dat vrouwen zich minder snel overschatten. Dat vind ik positief. Het is niet verkeerd om kritisch naar jezelf te kijken en aan een collega te vragen: ‘Help mij met deze patiënt, want ik weet het niet.’ Daar hebben vooral mannen moeite mee, denk ik. Een jonge mannelijke collega belt me wel eens op voor advies. En mijn man, die als kaakchirurg werkt en tevens collega is van Ellen, en ik hebben in de regio een maandelijkse intervisiegroep opgezet voor kaakchirurgen en orthodontisten. Dat werkt heel goed”.

Ellen: “Chirurgen moeten in een fractie van een seconde de juiste beslissingen kunnen nemen - soms gaat het om leven en dood. Daardoor hebben we de neiging om veel beslissingen alleen te nemen. Ik ben ook een goede beslisser - als het moet in een split second - maar bij minder levensbedreigende zaken denk ik ook: kunnen we niet eens samen die casus bespreken? Dat is geen zwakte, maar komt de zorg ten goede”.

Zouden jullie het jammer vinden als tandheelkunde een vrouwenberoep zou worden?

“Ja”, zeggen ze eensgezind. Lotte lacht: “Op de congressen is het met mannen wel zo gezellig. En in het bestuur van de NVvO zitten zowel mannen als vrouwen. Die mix is prettig, we komen zo met elkaar tot uitgebalanceerde beslissingen”. Ellen vult aan: “De accreditatiecommissie, waar ik voorzitter van ben, bestaat ook uit mannen en vrouwen, dat functioneert het beste”.

Hoe ziet het vak er over 10 jaar uit? Wordt de consument dan goed bediend door de mondzorgverleners?

Lotte: “We hebben van oudsher een heel goede mondzorg in Nederland. Kinderen zitten tot hun achttiende in de basiszorg, orthodontie in de aanvullende zorg, die tot een paar jaar terug behapbaar was. Maar langzamerhand is die premie enorm gestegen en de vergoeding flink gedaald. Voor een steeds grotere groep kinderen wordt orthodontie onbetaalbaar. Dan krijg je een tweedeling, zoals je ook in bijvoorbeeld Italië ziet. Daar kan alleen de elite zich een orthodontische behandeling veroorloven. Aan het gebit van iemand kun je zien tot welke sociale klasse hij behoort. Dat vind ik een zeer onwenselijke situatie”.

Ellen: “Bijna alle kaakchirurgische zorg wordt vergoed door de verzekering. Ook over 10 jaar. Daar maak ik me geen zorgen over. Wél over de mondzorg in het algemeen. Tot 20 jaar geleden, in de tijd van het ziekenfonds, ging bijna iedereen met regelmaat naar de tandarts. Door verandering van het ziektekostenstelsel is dat nu minder vanzelfsprekend en zien we steeds vaker jonge mensen met totaal vervallen gebitten. Die geven ook niet het juiste voorbeeld aan hun kinderen. Ik kan me goed voorstellen dat mensen een ander ziektekostenstelsel willen”.

Als je morgen verboden wordt orthodontist dan wel kaakchirurg te zijn: wat had je dan willen worden?

“Als ik geen kaakchirurg was geworden, zou ik jurist of journalist willen zijn. Sowieso een beroep met mensen om me heen”, antwoordt Ellen. Lotte: “Ik was dan iets creatiefs gaan doen. Fotograaf, of schilder of… een klein hotelletje runnen samen met mijn zoon Tom”. Ze denkt na: “Eigenlijk komt dat voort uit dezelfde passie: samen met je team iedere dag iets moois neerzetten waar mensen heel blij van worden”.

Winkelmandje

Er zitten geen programma's in het winkelmandje