× ABONNEREN

Nascholing en het imago van mondzorgverleners

Door op 07-03-2014

Voor veel tandartsen en mondhygiënisten is het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde een belangrijke bron van bij- en nascholing. In het meest ideale geval zal een tandarts of een mondhygiënist bij- en nascholing volgen omdat hij (m/v) in het vak geïnteresseerd is en zijn patiënten optimaal wil behandelen. Feitelijk is een registratie van de nascholing voor deze mondzorgverlener nauwelijks nodig en wordt registratie en de eisen die daaraan gesteld worden misschien wel als een belediging of in ieder geval als een blijk van wantrouwen opgevat.

Uit het onderzoek van Sonneveld et al (Int Dent J 2013; 63: 30–38) blijkt dat patiënten bij het kiezen van een tandarts voornamelijk kijken naar zaken als telefonische bereikbaarheid, de mogelijkheid tot communicatie met de tandarts, de wachttijden in de praktijk en de informatie die gegeven wordt over behandelopties. Allemaal zaken die niet gaan over het technische deel van een behandeling. Eén aspect in de top 5 van Sonneveld is ook zeer relevant voor het tandheelkundig-technisch handelen: patiënten blijken het belangrijk te vinden dat tandartsen bij- en nascholing volgen. Bepaalde verzekeraars hebben deze wens van hun klanten overgenomen, waardoor in sommige medewerkersovereenkomsten tussen mondzorgverleners en zorgverzekeraars de verplichting is opgenomen om ingeschreven te staan in bijvoorbeeld het Kwaliteitsregister Tandartsen. In theorie staat het een tandarts vrij om al dan niet een medewerkersovereenkomst aan te gaan die een dergelijke nascholingsclausule bevat. Deze vrijblijvendheid wordt echter al een heel stuk minder wanneer bij- en nascholing een verplicht onderdeel gaat vormen van een periodieke herregistratie als tandarts. Zodra er andere belangen mee gaan spelen dan alleen de beroepsmatige interesse of de beroepstrots van individuele mondzorgverleners zal vanuit andere groepen transparantie worden geëist over de prestaties die op het terrein van bij- en nascholing worden geleverd. Daarbij wenst men ook een zo betrouwbaar mogelijk registratiesysteem. Voor sommigen wringt dat en dit is goed te begrijpen.

Sommige mondzorgverleners zullen transparantie zien als een blijk van wantrouwen en betutteling. En wanneer dit mondzorgverleners zijn die vrijwillig al veel aan bij- en nascholing doen, is die verontwaardiging goed te begrijpen. Andere mondzorgverleners zullen zich afvragen of en hoelang bij- en nascholing te combineren valt met de onrust over de tarieven. Immers bij- en nascholing zijn niet alleen kostbaar vanwege de directe kosten, maar ook vanwege de tijd die ermee gemoeid is. Hoewel de overheid door middel van patiëntenrechten streeft naar gelijkheid en evenwicht tussen partijen in de gezondheidszorg, en hoewel men in het zakenleven door middel van mededingingsregels eerlijke concurrentie probeert te bereiken, lijkt men deze regels voor hulpverleners geheel overboord te zetten en telt alleen de hoogste kwaliteit voor de laagste prijs. Dat is ook voor mondzorgverleners vervelend, maar het is niet anders, lex dura sed lex.

In het Nederlands Tandartsenblad is recent het imago van de tandarts aan de orde geweest. Hoewel het vertrouwen in een individuele tandarts erg groot is, is het imago van de beroepsgroep veel slechter (Gosselink, NT 2014; nr. 1: 37-39). Dit kan komen omdat vooral negatieve zaken, om wat voor reden dan ook, breed uitgemeten moeten worden in de pers. Maar het kan ook zijn dat tandartsen gewoonweg hun positieve punten te weinig voor het voetlicht brengen. Wat dat betreft zullen misschien de festiviteiten rond het 100-jarig bestaan van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) een aanzet kunnen zijn voor een beter imago van de beroepsgroep. Maar ook de transparantie over bij- en nascholing kan hierin een rol spelen. Want als bij- en nascholing door de maatschappij erg belangrijk wordt gevonden, dan zou het imago van de beroepsgroep ook, en misschien wel vooral, gediend zijn met het door deze beroepsgroep publiekelijk omarmen van bij- en nascholing, inclusief de bijbehorende transparantie. Dit hoeft niet meteen te bestaan uit een hele wachtkamerwand volgeplakt met certificaten van gevolgde cursussen, maar het is wel erg verstandig om op bijvoorbeeld de website te melden dat de mondzorgverlener ingeschreven staat in het Mondzorgregister, het Kwaliteitsregister Mondhygiënisten of het Kwaliteitsregister Tandartsen. En van deze instanties zou vervolgens verwacht mogen worden dat ze meer nog dan nu het geval is, publiekelijk, liefst via de pers, uitdragen welke meerwaarde opname van een tandarts in een register heeft voor de patiënt.

Meer lezen? Log in of word abonnee

Informatie

Auteur(s) W.G. Brands
Rubriek Redactioneel
Publicatiedatum 7 maart 2014
Editie Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 121 - editie 3 - maart 2014; 131

Winkelmandje

Er zitten geen programma's in het winkelmandje