Recappen van injectienaalden is verboden
Door de Europese Unie is per 1 januari 2013 een Richtlijn uit gevaardigd ‘inzake de preventie van scherpe letsels in de ziekenhuis- en gezondheidszorgbranche’. In Nederland liep het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarop vooruit door al per 1 januari 2012 de arbowetgeving in de gezondheidszorg aan te scherpen. Eén maatregel die daaruit voortvloeit is dat ‘recappen’, ofwel het hersluiten van gebruikte injectienaalden, werd verboden. Deze maatregel blijft in de mondzorgpraktijk niet onopgemerkt, want daar gebeurt recappen dagelijks. Frans-Hubert Vossen, consultant van 365, en Paul van Wijk, epidemioloog en coördinator infectiepreventie bij het VU medisch centrum in Amsterdam, geven hun beroepsmatige visie op het verbod op recappen en op veilig werken in de gezondheidszorg.
Verbod op recappen
In de Europese Unie is lang gelobbyd door werkgevers en werknemers voor de invoering maatregelen die het werken met veilige materialen in de gezondheidsbranche borgen. Bekend is dat zich onnodig veel prikaccidenten voordeden. Uiteindelijk is een Richtlijn opgesteld die voorschrijft dat vanaf mei 2013 in alle Europese landen veilige materialen moeten worden gebruikt, waarbij het begrip ‘veilig’ tussen aanhalingstekens moet staan, want een risico op prikaccidenten blijft altijd bestaan. Maar vanaf begin dit jaar is het hersluiten van gebruikte injectienaalden dus verboden in Europa.
Paul van Wijk vertelt hoe hij tegen dit verbod en de hand having ervan aankijkt. “Het is eigenlijk vreemd om een verbod uit te vaardigen op recappen, want hoe kun je dat nu daadwerkelijk en in de hele gezondheidszorg verbieden? Recappen is een vrij algemeen gebruik: als men geen naaldencontainer in de buurt heeft, schuift men de dop er maar weer op. Eigenlijk zijn er 2 problemen: er moet een gewoonte worden veranderd en men heeft te maken met stijgende kosten bij de aanschaf van nieuwe injectienaaldsystemen.” “Momenteel worden in ziekenhuizen en bij huisartsen meestal naaldcontainers gebruikt. Als deze containers binnen handbereik staan en niet worden gevuld tot boven de maximale vulrand, is dat een afdoende en veilig systeem. Bij tandartsen gaat dat anders. Zij gebruiken injectienaalden met canules, waarbij ze de injectienaald gebruiken, wegleggen en dan nogmaals gebruiken als een patiënt pijn heeft tijdens een ingreep. Zo’n onveilige, gebruikte injectienaald wordt dan vaak opzij gelegd in een bekken, waardoor een assistent of de tandarts zich eraan kan prikken. De injectienaald wordt dus niet meteen weggegooid, en dat is een probleem. Er zijn wel oplossingen voor, maar die moet je dan ook daadwerkelijk gebruiken. Zo zijn er allerlei veilige injectienaaldsystemen te koop, bijvoorbeeld fixatie systemen waarin je de injectienaald rechtop zet, zodat je je niet kunt prikken of naaldsystemen met schuifhulzen; met een kapje voor je duim.”
Volgens Van Wijk moet een Richtlijn eigenlijk geen verbod, maar een sterke aanbeveling bevatten om te stoppen met recappen. “Door een verbod uit te vaardigen, heb je het weliswaar op papier geregeld, maar depraktijk blijkt een stuk weerbarstiger. De hand having van het verbod is een probleem. Eigenlijk zou de arbeidsinspectie moeten controleren of men zich houdt aan het verbod, maar dan zou er bijna iemand naast de zorgverlener moeten staan om te zien of deze wel of niet gaat recappen. Of de naaldencontainer moeten controleren op gerecapte naalden. Dat is natuurlijk ondoenlijk.” Een bezoek aan een mondzorgpraktijk door de arbeidsinspectie zou zeker de gelegenheid geven om de handhaving van de voorschriften te controleren, zegt ook Frans-Hubert Vossen: “De arbeidsinspectie zou bij dat bezoek het algemene beeld van de mondzorgpraktijk kunnen beoordelen en tevens de vaccinatiegegevens van alle medewerkers kunnen checken. Dat zijn zaken die gemakkelijker te controleren zijn.”
Artikel 4.97. Gezondheidszorg en diergeneeslkunde | |
1. | In aanvulling op artikel 4.85 wordt bij de risico-inventarisatie en -evaluatie van gevaren, verbonden aan andere dan microbiologisch diagnostische arbeid in de gezondheidszorg en in de diergeneeskunde, aandacht besteed aan: |
a. | de onzekerheid omtrent de aanwezigheid van biologische agentia en de daaraan verbonden gevaren bij patiënten of dieren en in monsters of materiaal van patiënten of dieren; |
b. | de aan de aard van het werk verbonden gevaren. |
2. | Bij de in het eerste lid bedoelde arbeid worden ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de betrokken werknemers doeltreffende maatregelen genomen. Deze bestaan in ieder geval uit: |
a. | het opstellen en bekend maken van ontsmettings- en desinfectieprocedures aan de betrokken werknemers; |
b. | het opstellen en bekend maken van procedures voor een veilige omgang met en verwijdering van met biologische agentia besmet afvalmateriaal; |
c. | het ter beschikking stellen van een medisch hulpmiddel met ingebouwd veiligheids- en beschermingsmechanisme, indien er gevaar is voor letsel of infectie door een scherp medisch hulpmiddel; |
d. | het verbod op het terugzetten van doppen op injectienaalden. |
Prikaccidenten in de mondzorgpraktijk
Twee jaar geleden hield de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde een enquête over prikaccidenten in mondzorgpraktijken. Uit de respons bleek dat een derde van de tandartsen na een prikaccident een PrikPunt belde, ongeveer een derde belde een huisarts en nog eens een derde zei eigenlijk niets te doen. En dat terwijl uit analyse van de bij 365 gemelde prik accidenten bleek dat 20% ervan in de categorie hoogrisicoaccidenten viel en er daadwerkelijk actie moest worden ondernomen. Als 30% van de geënquêteerde tandartsen niets doet na een prikaccident, dan lopen er mensen onnodig risico. “Een duidelijk arbeidsrisico waar je op een goede manier mee moet omgaan”, vindt Vossen. En het risico op prikaccidenten beperkt zich niet alleen tot de behandelaar. Van Wijk: “Iedereen die in de gezondheidszorg met scherpe, gebruikte voorwerpen in aanraking komt, loopt risico op besmetting met bloedoverdraagbare aandoeningen. De mensen die veel ingrepen verrichten natuurlijk het meest, maar er bestaat ook risico voor degenen die materiaal en naalden containers opruimen, schoonmaken of vuilnis verwerken.”
“Elke praktijkmedewerker, van stagiair tot praktijkhouder, moet zijn gevaccineerd tegen hepatitis B en van alle praktijkmedewerkers moet de hepatitis B-titer bekend Beeld: Shutterstock zijn. De praktijkhouder draagt daarvoor verantwoordelijkheid en is juridisch aansprakelijk. Als je naar deze gegevens vraagt, blijft het antwoord nog vaak uit. Ook uit PrikPuntcijfers blijkt dat niet iedereen voldoende is gevaccineerd” specificeert Vossen.
Arboslag
Duidelijk is dat er een ‘arboslag’ moet worden gemaakt in de mondzorgpraktijken om er veilig te werken. Maar wie gaat dat controleren? Van Wijk: “Zoals al kritisch wordt gekeken naar de hygiëne, moet er ook kritisch worden gekeken naar de arbeidshygiëne als geheel. Dat lijkt misschien vervelend voor tandartsen, maar het moet wel gebeuren. En dan gaat het niet alleen om recappen. Ook andere zaken zouden protocollair moeten worden geregeld. Te denken valt bijvoorbeeld aan het gebruik van mondkapjes en handschoenen, de desinfectieprocedure en de omgang met desinfectantia. Deze zaken zouden de inspectie voor de gezondheidszorg en de arbeidsinspectie samen in mondzorgpraktijken moeten controleren. De inspectie voor de gezondheidszorg richt zich op de veiligheid van de patiëntengroep; de arbeidsinspectie op de veiligheid van de medewerkers. Juist omdat er veel overlap is, veronderstelt men nu misschien ten onrechte van elkaar dat ernaar wordt gekeken.” Handhaving van de arbeidshygiëne in een mondzorgpraktijk is bijzonder belangrijk. Op ‘zo ongeveer’ risico-inschattingen rust een absoluut taboe. Van Wijk: “Op het moment dat die risico’s klein lijken, laat men soms maatregelen achterwege, terwijl een dergelijke inschatting lang niet altijd klopt. Een goed voorbeeld daarvan is een onderzoek uit de jaren ’90 van de vorige eeuw in Italië. Men liet verpleegkundigen op een afdeling spoedeisende hulp inschatten wie er hiv had en wie niet. In ongeveer de helft van de gevallen zat men fout.” “Bovendien,” zegt Vossen “de manifestatie van hepatitis B, hepatitis C en hiv kun je vergelijken met de gevolgen van roken: je valt er na 1 dag besmetting niet bij neer.” En wat is een haalbare handhaving voor het recapverbod? Volgens Van Wijk moet men in mondzorgpraktijken niet blijven voortborduren op de bestaande naaldsystemen. “Men kan ook overstappen op moderne materialen, zoals kant-en-klare 1 en 2 cc of voor gevulde spuiten met analgetica. Je gebruikt ze eenmalig en gooit ze na gebruik weg. Daar zijn kosten aan verbonden, ja, maar alles vullen, schoonmaken en steriliseren kost ook tijd en geld. Als tandartsen met fabrikanten gaan praten zijn daar best mogelijkheden. Die turnover is zo groot, dat kan uit, dat weet ik zeker. Toen we 10 jaar geleden met PrikPunt begonnen, leverde het beveiligen van naaldsystemen een prijsverhoging op van 3 keer de oorspronkelijke prijs. Nu is dat nog 1,5 keer." Voor de handhaving van het recapverbod denkt Vossen aan de inzet van ‘coaches’ die het land ingaan en ter ondersteuning naast de tandarts gaat zitten. “Meedenken, zonder een vingertje te heffen. Je zou zelfs kunnen denken aan een soort verbetersysteem, waarbij iemand die aan alle voorwaarden voldoet een keurmerk op zijn praktijk mag plakken.” Van Wijk concludeert: “ Tandartsen gebruiken nou eenmaal materialen waaraan zij zich kunnen prikken of snijden, en voor veel van die materialen is geen veilig alternatief. Een haakje blijft altijd een haakje. Om die reden moeten werkwijzen en procedures goed worden geregeld.”
(Interview: Kate Eaton)
Dr. Paul T.L. van Wijk, epidemioloog en coördinator infectiepreventie bij het medisch centrum van de Vrije Universiteit Amsterdam, zette in 2001 in het Jeroen Bosch Ziekenhuis een regionaal meldpunt op voor intra- en extramurale prikaccidenten. Op 18 november 2009 promoveerde hij op het onderwerp. Het meldpunt voor prikaccidenten werd door 365, voorheen ArboNed, van een regionaal project ontwikkeld tot een landelijk project dat vanuit regionale zorgkringen wordt bediend.
Frans-Hubert Vossen werkt, met een verpleegkundige achtergrond en ervaring in bedrijfsgezondheidszorg, bij 365 als consultant Centrum Infectiepreventie voor PrikPunt, het landelijk meldpunt voor prikaccidenten.