In an 80-year-old man, a radiolucent laesion was seen on the panoramic radiograph of the right mandible. The localisation of the radiolucent laesion under the mandibular canal and the additional finding of fatty tissue or submandibular salivary gland in the concavity on the cone beam computed tomography are virtually probative for a Stafne cyst.
Leermoment
Een scherp begrensde radiolucentie wordt soms als toevalsbevinding en soms op basis van klinische verschijnselen gezien op een panoramische röntgenopname. Vaak wordt deze radiolucentie geduid als een cysteuze laesie, maar er kan ook sprake zijn van een andere entiteit, zoals de hier besproken cyste van Stafne.
Een scherp begrensde radiolucentie op een panoramische röntgenopname wordt vaak geduid als een cysteuze laesie. In sommige gevallen blijkt echter sprake te zijn van een andere aandoening, dan wel een anatomische variatie. Aan de hand van casuïstiek zijn in 3 opeenvolgende edities 3 verschillende entiteiten besproken.
Een 80-jarige man werd door zijn tandarts verwezen naar de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van een medisch centrum in verband met een radiolucentie op een door de tandarts vervaardigde panoramische röntgenopname van de mandibula rechts. De afwijking werd bij toeval ontdekt en veroorzaakte geen klachten. Er was sprake van een normale sensibiliteit in het verzorgingsgebied van de nervus mentalis rechts.
Bij intraoraal onderzoek werd een sterk gemutileerde dentitie gezien, met een carieus, parodontaal zwak gebitselement 47. Op de panoramische röntgenopname werd een vrij scherp begrensde radiolucentie gezien ter plaatse van de onderrand van de mandibula en de overgang naar de angulus (afb. 1). Er was geen relatie tussen de radiolucentie en het parodontaal zwakke gebitselement 47. Besloten werd een conebeamcomputertomografische scan (CBCT) te vervaardigen. Hierop werd een sclerotisch begrensd defect aan de mediale zijde van het corpus van de mandibula rechts gezien (afb. 2 en 3). Het defect was opgevuld met vet (afb. 4). De concaviteit lag onder de canalis mandibularis. Op grond van klinisch en röntgenologisch onderzoek was hier sprake van een ‘cyste’ van Stafne. Gezien deze diagnose werd geen verdere diagnostiek of behandeling verricht.
Bij een cyste van Stafne is sprake is van een deformiteit of concaviteit van de mediale cortex van de mandibula. In een groot retrospectief onderzoek van Sisman et al (2012) werd een prevalentie gevonden van 0,08%, dus 8 personen per 10.000, maar eerder onderzoek bij kadavers toonde een hoger percentage, tot ruim 6%, mogelijk doordat reeds geringere concaviteiten zijn te zien (Philipsen et al, 2002). De lokalisatie is vrijwel altijd posterieur in de mandibula, gelegen onder de canalis mandibularis, zoals ook bij de hier beschreven casus. Andere lokalisaties zijn de ramus mandibulae en anterieur in de mandibula (Taysi et al, 2014; Lee et al, 2015). Een multiloculaire vorm is zeldzaam (Etoz et al, 2012).
Het defect of de concaviteit wordt in de regel opgevuld door speekselklierweefsel (glandula submandibularis) of vetweefsel. In deze casus heeft de aangrenzende glandula submandibularis een andere densiteit en breidt zich niet uit in de mandibula. Gezien de densiteit is hier sprake van vetweefsel.
In een computertomografische analyse van 32 laesies imponerend als een cyste van Stafne, werd gekeken naar de aanwezigheid van vetweefsel of speekselklierweefsel in de concaviteit. Er werd een significant verschil gezien tussen locatie en grootte afhankelijk van de structuur van het weefsel in de concaviteit, vetweefsel of speekselklierweefsel. Als er sprake is van speekselklierweefsel is het defect meestal meer posterieur gelegen en continu met de onderrand van de mandibula, waarbij de concaviteit ook meestal groter is (Shimizu et al, 2006).
De lokalisatie van de radiolucentie op een panoramische röntgenopname onder de canalis mandibularis en de aanvullende bevinding van vetweefsel op het CBCT zijn vrijwel bewijzend voor een cyste van Stafne en verdere diagnostiek wordt veelal niet nodig geacht.
Bij de hier beschreven casus werd naast de panoramische röntgenopname een CBCT vervaardigd. Hierop is de exacte lokalisatie goed zichtbaar en kan onderscheid worden gemaakt tussen vet- of speekselklierweefsel (glandula submandibularis) in de linguale concaviteit. Onderscheid tussen deze structuren heeft echter geen invloed op de diagnose en behandeling. Achteraf bezien moet het aanvullend vervaardigen van een CBCT bij een dergelijk specifiek beeld op een panoramische röntgenopname dan ook niet als standaardprocedure in de diagnostiek worden opgenomen.
Meer lezen? Log in of word abonnee
Auteur(s) |
S.A. Zijderveld
J.W.F.H. Frenken |
---|---|
Rubriek | Casuïstiek |
Publicatiedatum | 8 december 2017 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 124 - editie 12 - December 2017; 617-618 |
DOI | https://doi.org/10.5177/ntvt.2017.12.17124 |